Deze norm beschrijft een gasehromatografische methode voor de bepaling van benzeen in motorbenzine. De ondergrens van de bepaling is 0,0001 % (m/m) bij vlamionisatiedetectie of ca. 0,01 % (m/m) bij katha-rometerdetectie.
Opmerking
Bij de condities van deze proef storen componenten zoals isopropylalcohol, sec. butylalcohol en methyltertiaire-butylether niet (zie ook de opmerking bij 6.3).