De norm is van toepassing bij het onderzoek van het watertransport in en de waterbalans en/of de vocht-toestand van de onverzadigde zone van de bodem. Vanwege het niet-destructieve karakter van de metingen is de methode met name geschikt voor het uitvoeren van herhaalde metingen van het watergehalte op specifieke diepten of van afzonderlijke bodemlagen. De norm is niet van toepassing op gronden waarvan de volumieke massa (buikdichtheid) aanzienlijk verandert in de tijd.
Ten opzichte van de bepalingsmethode met een neutronendieptesonde volgens NEN 5782, heeft de methode volgens deze norm een grotere ruimtelijke resolutie. Een ander verschil is dat het hier een relatieve meting betreft, waarmee verschillen in watergehalte worden bepaald en vaststelling van de absolute watergehalten plaatsvindt door kalibratie met de gravimetrische methode.