Deze norm is van toepassing bij de controle op eventuele toevoeging van water aan rauwe melk of verhitte melk die geheel, gedeeltelijk of niet is ontroomd. De melk mag niet verzuurd of anderszins bedorven zijn.
Opmerkingen
1. Als de melk slechts in geringe mate is verzuurd, dan wel conserveermiddel bevat, kan een benaderde waarde voor het vriespunt van de oorspronkelijke, niet verzuurde melk worden berekend met de formule onder 10.2.
2. Als de melk bevroren is geweest, wordt er eveneens een benaderde waarde voor het vriespunt van de oorspronkelijke, niet bevroren melk verkregen.
3. Een berekening van de hoeveelheid toegevoegd water uit het vastgestelde vriespunt is ter informatie opgenomen in bijlage C.