2.1 Deze norm heeft betrekking op gastransport- en distributieleidingen, bestemd voor brandbare gassen of gasmengsels die geschikt zijn voor huishoudelijke brandstof en/of industrieel gebruik.
Indien het gas giftig en/of corrosief is, kunnen aanvullende eisen worden gesteld.1)
Figuur 1 geeft een schematisch overzicht van het aardgastransport-en distributiesysteem in Nederland,
waaruit blijkt voor welke gedeelten van dit systeem de norm van toepassing is.
2.2 De in deze norm gegeven eisen worden voldoende geacht om de veiligheid te waarborgen onder normaal voorkomende bedrijfsomstandigheden. Voor abnormale of afwijkende bedrijfsomstandigheden, waarin deze norm niet voorziet, kunnen speciale voorzieningen nodig zijn.
Alle werkzaamheden, vallende binnen het raamwerk van deze voorschriften, dienen ten minste te voldoen aan de in de norm gestelde of daaruit voortvloeiende veiligheidseisen.
2.3 De norm is niet van toepassing op:
a. ontwerp, vervaardiging en keuring van toestellen in de zin van het Stoombesluit en van drukvaten in de zin van het (ontwerp) Drukhouderbesluit;
b. leidingen waarvan de wandtemperatuur bij normale bedrijfsomstandigheden boven 30 °C of beneden -20 X ligt;
c. leidingen als bedoeld in NEN 1078;
d. leidingen op al of niet omheinde terreinen van raffinaderijen, chemische bedrijven, gasproduktie-en gaswinningsbedrijven en dergelijke, met uitzondering van leidingen en installaties, behorende tot het gastransport- of distributiesysteem;
e. leidingen voor tot vloeistof verdichte gassen