De norm is van toepassing op buigbare aluminium afvoerpijpen met een maximum lengte van 1 m en met nominale middellijnen van 50 tot en met 200 mm. Deze zijn bestemd voor de afvoer van verbrandingsgassen van niet-condenswater vormende gasverbruikstoestellen en vormen een onderdeel van een in het zicht gelegde afvoerleiding in een opstellingsruimte. De verbrandingsgassen dienen een temperatuur te hebben die lager is dan 250 °C.