De norm is van toepassing op verticaal geplaatste gevelvullingen in de uitvoering waarin zij uiteindelijk in de woningbouw worden toegepast. De eisen zijn bedoeld voor het beproeven van:
a. prototypen voor opdrachten;
b. prototypen van gestandaardiseerde produkten;
c. monsters voor opdrachten;
d. monsters ter controle van de produktie;
e. speciale constructies (speurwerk).
Aangezien de beproevingen worden uitgevoerd onder laboratoriumomstandigheden, moet het voldoen aan de bij een genoemde klasse behorende toetsingsdruk worden gezien als een indicatie voor goed praktijkgedrag van de gevelvulling.
Deze gevelvullingen zijn gewoonlijk samengesteld uit een raamwerk en een vulling van verschillend materiaal en zijn bedoeld om een gevelopening af te sluiten of om een gevel te formeren. Afhankelijk van vorm, grootte en/of met materiaalsoort wordt ook gesproken van kozijnen, gevelpuien, puikozijnen en dergelijke.
De norm geldt, ongeacht de materiaalsoort, voor al dan niet beweegbare delen die zich in de gevel bevinden.
De norm heeft geen betrekking op de naden tussen gevelvullingen en de omringende bouwconstructie. De norm is tevens van toepassing op vliesgevels en gevels in de utiliteitsbouw.
Opmerkingen
1. De norm is niet zonder meer van toepassing op onder een helling geplaatste gevelvullingen.
2. Voor de beproevingsmethoden ten aanzien van de luchtdoorlatendheid, stijfheid en sterkte, zie NEN 3660. Voor de beproevingsmethoden ten behoeve van de waterdichtheid, zie NEN-EN 86, besproeiingsmethode 2.