De norm is van toepassing op alle soorten water met een totale hardheid van ten minste 5 jumol/l (0,01 meq/l), een calciumgehalte van ten minste 1 mg/l en een magnesiumgehalte van ten minste 1 mg/l. De bepaling is doorgaans niet geschikt voor afvalwater.
Opmerking
Meer dan 5 mg magnesiumionen in het analysemonster stoort de calciumbepaling. Andere tweewaardige metalen die onder de omstandigheden van de werkwijze worden meebepaald en tot de totale hardheid worden gerekend komen, behalve in afvalwater, doorgaans niet in storende hoeveelheden voor. Grote hoeveelheden carbonaat-en waterstofcarbonaationen (totaal meer dan 10meq/l) storen, maar kunnen worden verwijderd (zie 11.1). Meer dan 1,5 mg ijzerionen in het analysemonster storen, maar deze storing kan worden opgeheven (zie 11.2). Er wordt een zodanige hoeveelheid kaliumcyanide toegevoegd dat de storing, veroorzaakt door ten hoogste 0,2 mg koper in het analysemonster, wordt voorkomen. Eventuele geringe hoeveelheden lood en zink worden bij deze werkwijze niet meebepaald.