De norm is van toepassing op wisselstroommachines zonder cummutator en gelijkstroommachines met commutator.
De norm behandelt uitwendige aansluitklemmen, d.w.z. die welke aan de gebruiker ter beschikking staan om de machine te verbinden met de voeding of met andere toestellen en voor andere doeleinden.
De norm kan ook worden toegepast voor inwendige aansluitklemmen, vooral omdat de logica van het systeem van merken uitbreiding tot bijna alle gevallen mogelijk maakt.