Deze norm beschrijft een methode voor de fotometrische bepaling van een gehalte aan molybdeen tot
10 % (m/m) en is van toepassing bij het chemisch onderzoek van ijzer, niet-gelegeerd, gelegeerd en hoog-
gelegeerd staal.
De detectiegrens is 0,001 % (m/m) molybdeen.
In principe storen vanadium en wolfraam de bepaling. De storing is echter slechts meetbaar bij extreme
verhoudingen vanadium : molybdeen (zie 8.1) en wolfraam : molybdeen (zie 8.2); bij normaal gangbare
staalsoorten is de storing te verwaarlozen.