1.1 Onderwerp
Deze norm bevat definities en algemene bepalingen met betrekking tot de uitvoering, eigenschappen en beproeving van roterende elektrische machines.
Opmerking
Voor andere aspecten van roterende elektrische machines bestaan andere Nederlandse normen en
praktijkrichtlijnen, namelijk:
- voor klemaanduidingen en draairichting: NEN 2448;
- voor afmetingen en vermogens: NEN 3321 en NEN 10 072;
- voor bepaling van het rendement: NEN 10 034-2;
- voor bepaling van grootheden van synchrone machines: NEN 10 034-4;
- voor beschermingsgraden: NEN-EN 60 034-5;
- voor koelmethoden: NEN 10 034-6;
- voor symbolen voor uitvoeringsvormen: NEN 10 034-7;
- voor aanloopeigenschappen van draaistroom-kooiankermotoren: NEN 10 034-12;
- voor de gevolgen van spanningsasymmetrie voor de werking van draaistroom-kooiankermotoren: NPR 10 892;
- voor borstels, borstelhouders, commutatoren en sleepringen: NEN 10 276, NEN 10 356, NEN 10 413 en NEN 10 560;
- voor lettersymbolen voor grootheden: NEN 10 027-4;
- voor geluidsmeting: NEN-ISO 1680-1 en NEN-ISO 1680-2;
- voor trillingsmeting: NEN 10 034-14 en NEN-ISO 3945.
1.2 Toepassingsgebied
Deze norm is van toepassing op alle roterende machines met uitzondering van die welke worden behandeld in andere Nederlandse normen, zoals NEN 10 349. Daarnaast is het mogelijk dat machines die in het toepassingsgebied van deze norm liggen, nog moeten voldoen aan normen met vervangende, wijzigende of aanvullende eisen, zoals NEN 3125, NEN-EN 50 014 t.m. NEN-EN 50 020, NEN-EN 50 039, NEN 10 092-301 en NEN 10 092-501.
Opmerking
Indien bepaalde gedeelten van deze norm moeten worden gewijzigd in verband met bijzondere toepassingen, zoals bij machines die aan straling worden blootgesteld of machines voor de ruimtevaart, blijven alle andere gedeelten van toepassing voor zover deze niet in strijd zijn met de bijzondere omstandigheden.