Deze norm beschrijft de methode voor de bepaling in gerst voor consumptie en industrie, met uitzondering van brouwgerst, van de volgende bestanddelen die geen onberispelijk basisgraan zijn (?Besatz"):
noodrijpe en verschrompelde korrels
korrels van andere graansoorten
door insecten en/of andere dieren aangetaste korrels
geschoten korrels (schot)
gebroken korrels
bedorven korrels
onkruidzaden
moederkoren
insecten en insectendelen
andere onzuiverheden.