De norm is van toepassing bij het onderzoek van plantaardige en dierlijke oli?n en vetten.
Bij oli?n en vetten die substanti?le hoeveelheden bevatten aan vetzuren met 12 of minder, dan wel 20 of meer
koolstofatomen, dient men er rekening mee te houden dat de gevonden samenstelling onnauwkeurig zal zijn
omdat de afsplitsingssnelheid afhankelijk is van de ketenlengte van de vetzuren. In dat geval is de methode
slechts van toepassing indien elk gehalte aan een bepaald vetzuur zelfstandig als kenwaarde wordt gebruikt,
bijvoorbeeld om kokosvet van palmpitvet, of rundvet van varkensvet te onderscheiden, zoals is beschreven
in NPR 6305.
Voor oli?n en vetten die substanti?le hoeveelheden aan monoglyceriden bevatten, is de methode slechts
toepasbaar nadat die monoglyceriden van tevoren zijn verwijderd.