Deze norm beschrijft een methode voor de gravimetrische bepaling van een gehalte aan silicium van ten
minste 0,05 % (m/m) en is van toepassing bij het chemisch onderzoek van ijzer, niet-gelegeerd en gelegeerd
staal. De methode is niet toepasbaar bij aanwezigheid van tantaal of nioob.
Bij aanwezigheid van veel chroom ontstaan bij het afroken met zwavelzuur gedehydrateerde chroomsulfaten
die moeilijk in oplossing te brengen zijn; in dergelijke gevallen moet de perchloorzuurmethode worden
gebruikt.
Bij aanwezigheid van wolfraam moet het gloeien van het neerslag op een enigszins gewijzigde manier worden
uitgevoerd, zie 6.2.3.2.