De norm is van toepassing op regenwater dat ten minste 3 ^mol/l aan chloride (= 0,1 mg/l), 1 nmol/l aan fosfaat (= 0,1 mg/l), 2 rtmol/1 aan nitraat (= 0,1 mg/l) en 1 ^mol/l aan sulfaat (= 0,1 mg/l) bevat.
De methode is geschikt voor kleine hoeveelheden analysemonster (ca. 3 ml).
Opmerkingen
1. Fluoride kan ook ionchromatografisch worden bepaald, maar bepaling volgens deze norm wordt gestoord door de aanwezigheid van mierenzuur, azijnzuur en carbonaat indien detectie met een geleidingsmeter plaatsvindt. Tevens is de resolutie van de fluoridepiek (die in het ionchromatogram vóór de chlori-depiek wordt aangetroffen) en de injectiepiek ("waterdip", zie figuur 3) doorgaans te gering. Fluoride kan daarom beter potentiometrisch worden gedetecteerd, zie hiervoor NEN 6589.
2. Desgewenst kan ook nitriet volgens deze norm worden bepaald. In regenwater is de nitrietconcentratie in het algemeen echter zeer laag. In mist en dauw worden daarentegen soms hoge concentraties aangetroffen. In het ionchromatogram (zie figuur 3) bevindt de nitrietpiek zich tussen de chloride- en de fos-faatpiek.